Wanneer een minderjarige wordt verdacht van een strafbaar feit staat hem of haar in beginsel dezelfde behandeling te wachten als een volwassene: De minderjarige kan worden aangehouden en worden meegenomen naar het politiebureau. Daar kan hij of zij maximaal 9 uur worden vastgehouden om een verklaring af te leggen. Het enige verschil is dat de politie niet met de minderjarige in gesprek mag zonder de aanwezigheid van een jeugdrechtadvocaat. Daarnaast is er het recht één van de ouders aanwezig te laten zijn tijdens het verhoor. De minderjarige heeft tijdens het verhoor twee opties: de vragen beantwoorden of zich beroepen op zijn zwijgrecht. Dat laatste is een belangrijk recht waarmee hij of zij geen schuld bekent, maar evenmin een belastende of bekennende verklaring aflegt.
Vervolgens kan de minderjarige – net als een volwassene – in verzekering worden gesteld voor de duur van drie dagen. Dit gebeurt in zaken waarin de politie langer de tijd nodig heeft voor onderzoek of wanneer het een ernstig strafbaar feit betreft. Alhoewel het uitgangspunt is dat minderjarigen de nacht thuis mogen doorbrengen, is dit in de praktijk (nog) geen recht. Een politiecel is voor niemand een fijne ervaring, laat staan hoe groot de impact is bij een jongen of meisje van soms nog maar 13 of 14 jaar.
Na de fase op het politiebureau mag de minderjarige ofwel naar huis, ofwel wordt hij of zij voorgeleid bij de rechter-commissaris. Deze rechter praat met de minderjarige, de advocaat, de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming en beslist dan of de minderjarige alsnog naar huis mag óf voor maximaal 14 dagen naar een jeugdgevangenis zal moeten. Dit laatste is in het jeugdstrafrecht een “ultimum remedium”: de allerlaatste optie als er geen alternatieven zijn. Een alternatief wordt gelukkig vaak gevonden en dan mag de minderjarige alsnog naar huis, maar hij of zij dient zich dan vaak wel te houden aan bepaalde voorwaarden. Zoals bijvoorbeeld: een contactverbod, een avondklok, huisarrest, de verplichting dat hij of zij naar school blijft gaan en/of zich houdt aan de afspraken met de reclassering.
Indien de rechter-commissaris toch beslist dat de minderjarige blijft vastzitten voor de duur van 14 dagen dan start de voorlopige hechtenis. In deze fase zal telkens opnieuw bekeken worden of de minderjarige alsnog naar huis kan of dat hij of zij langer blijft vastzitten. Dit gebeurt op een raadkamer waar de rechtbank kan beslissen de voorlopige hechtenis telkens met één maand (30 dagen) te verlengen. Dit kan in totaal drie keer. De ouders van de minderjarige hebben het recht bij deze raadkamerzittingen aanwezig te zijn, maar zijn dat niet verplicht.
Blijft een minderjarige vastzitten, dan is het uitgangspunt dat binnen deze 14+30+30+30 dagen een inhoudelijke zitting wordt gepland. Pas dan zal een kinderrechter beoordelen of hetgeen waarvan de minderjarige wordt verdacht ook daadwerkelijk wettig en overtuigend kan worden bewezen. Tijdens de inhoudelijke zitting zijn de ouders wèl verplicht om aanwezig te zijn, samen met de minderjarige.
Al die tijd, vanaf de dag van de aanhouding tot en met de inhoudelijke zitting, staat een jeugdrechtadvocaat de minderjarige bij. De advocaat is uiteraard bij de verhoren op het politiebureau en bij de zittingen op de rechtbank en bezoekt de minderjarige in de jeugdgevangenis om het dossier te bespreken. Na de zitting bespreekt de advocaat ook de mogelijkheid van een hoger beroep. Ook houdt de advocaat contact met de ouders. Daarbij is het uitgangspunt wel dat de advocaat geen informatie deelt als de minderjarige dat niet wil. De advocaat handelt immers altijd in het belang van de minderjarige en heeft een geheimhoudingsplicht.